Vanaf 1850.
Vanaf 1850 ontstaat er meer
aandacht voor deze doelgroep. Artsen en welgestelden krijgen meer oog voor de
zwakzinnige. De zwakzinnige werd vaak als
een psychiatrisch geval gezien en werd ook vanuit de psychiatrische denkwijze
bekeken en benaderd. Door toedoen van welgestelden
en de kerk werd er geld beschikbaar gesteld voor zwakzinnigen en het oprichten
van instellingen. Waar bij de psychiatrie het
medisch aspect bepalend was voor de kijk op en behandeling van de mens met zijn
of haar problemen, is het bij de zwakzinnigenzorg vooral door toedoen van
welgestelden dat er opvang (bed, brood en bad) kwam. De instelling kreeg dan
vaak de naam van de oprichter.
In Zwitserland wordt de
eerste instelling voor zwakzinnigen opgericht tot voorbeeld van andere landen.
Het verblijf in een instelling is ergens ver weg en hoog in de bergen. Achterliggende
reden is dat het wonen en werken in gezonde berglucht de zwakzinnige helpt om
er van te leren. De zwakzinnigen zouden er weer "normaal" van moeten
worden. Het heeft tientallen jaren
geduurd voordat de oprichters begrepen dat dit niet haalbaar was. Artsen hadden hun eigen
opvattingen over de zwakzinnige en waren het vaak niet met elkaar eens. In heel Europa lopen deze
ontwikkelingen parallel aan wat zich in Zwitserland voordoet. Elk land heeft inmiddels wel
een eigen instelling al of niet op basis van wat in Zwitserland is bedacht. Denk hierbij aan een
onderdeel van “ van den Bergh Stichting”:
'sHeerenloo-lozenoord te Ermelo. Deze
instelling heeft onlangs haar 100 jarige bestaan gevierd.