Bron RVU educatieve omroep
VERSTANDELIJK GEhandicapTEN IN NEDERLAND: EEN HISTORISCHE SCHETS
1850-1940:
ontstaan van aparte zorg en de eerste inrichtingen
Halverwege de 19e eeuw ontstond voor het eerst enigszins deskundige,
gespecialiseerde zorg voor zwakzinnigen. In de hiervoor opgerichte geneeskundige
instellingen werd rust, regelmaat en gezelligheid aangeboden met als doel de
geesteszwakken 'beter' te maken. Ook hier werden krankzinnigen en zwakzinnigen
tezamen verzorgd. In het begin van de 20e eeuw verrijzen de eerste aparte
'idiotengestichten' in Nederland.
‘s Heerenloo in Ermelo is koploper (1891). Het ging in deze gestichten vooral om opvang van ‘idioten en onnozelen’. Genezing was immers, in tegenstelling tot krankzinnigen, niet mogelijk. Geld was nauwelijks beschikbaar, de zorg kwam voort uit liefdadigheid. Broeders en zusters verleenden 24 uur per dag zorg. (Bed)verpleging, onderwijs, opvoeding en arbeidzaamheid stonden centraal. Met als doel: maatschappelijke participatie. Of, als dat niet mogelijk was: nuttig maken voor de gestichtmaatschappij. Tegelijkertijd ontstonden er zwakzinnigeninternaten. Uitsluitend bedoeld voor zwakzinnige kinderen die onderwijs konden volgen. Tussen 1900 en 1940 werden er meer dan twintig internaten opgericht. Na de oorlog werden dit meestal ook zwakzinnigeninrichtingen.
Rond 1920 waren er nog maar vier inrichtingen in Nederland. De traditie om zwakzinnigen thuis te verzorgen was hardnekkig. Ook was een instellingsplaats vaak te duur voor ouders van een zwakzinnig kind. Toch werd het langzamerhand gebruikelijker om zwakzinnigen in instituten te plaatsen: in 1940 waren het er zo’n 40, inclusief de internaten. De inrichting vormde een verlichting voor ouders in de soms zware last van de zorg voor hun kind. Er was veiligheid, beschutting, en aangepaste opvoedkundige zorg.
DE TWEEDE WERELDOORLOG Van de 283.000 krankzinnige en zwakzinnige inrichtingsbewoners die Duitsland in 1940 telde, waren er na de oorlog nog maar 40.000 in leven. De anderen waren vergast, doodgeschoten of het slachtoffer van 'euthanasie'. In Nederland werden met name de joodse patiënten van het Apeldoornsche Bos en Achisomog getroffen. In 1943 werden daar 52 personeelsleden en zo'n 1100 patiënten gedeporteerd, waaronder een honderdtal zwakzinnige kinderen. Uit andere Nederlandse inrichtingen werden minstens 175 joodse krankzinnigen en een onbekend aantal zwakzinnigen gedeporteerd. |