Materiaal RVU educatieve omroep
VERSTANDELIJK GEhandicapTEN IN NEDERLAND: EEN HISTORISCHE SCHETS
De jaren
80: gunstige en ongunstige onwikkelingen gaan hand in hand.
Begin jaren tachtig zetten de veranderingen definitief door. Bijna alle
instellingen probeerden het inrichtingsleven te verbeteren. Meer aandacht voor
het individu, persoonlijker contact met de groepsleiding, meer activiteiten,
kleinere woongroepen. Aandacht voor de wensen van mensen met een verstandelijke
handicap en hun behoefte geaccepteerd te worden, zichzelf te kunnen en mogen
zijn.
De gebeurtenissen in Den Dolder versterkten de behoefte aan verandering, die op vele plaatsen leefde. Op sommige plaatsen ging dit gemakkelijk, elders moest door de groepsleiders grote strijd gevoerd worden. Deze veranderingen droegen bij aan een stimulerende woon-, werk- en leefgemeenschap voor verstandelijk gehandicapten. De pedagogisering binnen de inrichtingen werd nog verder doorgezet. Psychologen en pedagogen werden de leidinggevenden en het zogenaamde zorgplan werd ingevoerd. Er werden individuele leerdoelen gesteld, gericht op ontwikkeling. In overleg met de cliënt, zoals de patiënt sindsdien wordt genoemd.
Sociowoningen op het terrein van de instelling.
Foto's: Elsevier/De Tijdstroom |
wonen in
de wijk
|
De professionalisering binnen de gehandicaptenzorg ontwikkelde zich in Nederland zeer sterk. Daarbij is typerend, dat de instellingen hierbinnen nog steeds een dominante plaats hebben. In veel andere westerse landen verdwijnen in de jaren tachtig de inrichtingen.
Gehandicapten gaan wonen in kleinschalige, geintegreerde woonvormen. In Nederland wenste men niet aan deze kapitaalvernietiging mee te doen. Weliswaar waren er op instellingsterreinen 'sociowoningen' gebouwd en soms ook buiten de instelling, maar het is allemaal mondjesmaat. Bovendien was men zeer zelfingenomen over de zorgkwaliteit binnen de inrichtingen.
Maar als gevolg van maatschappelijke en politieke veranderingen werden in de loop van de jaren tachtig weer andere eisen gesteld aan de leiding van inrichtingen. De tijd van de idealen van de gedragswetenschappers werd opgevolgd door de periode van de zakelijkheid van managers en juristen. Er moest flink bezuinigd worden in Nederland en dat had direkte gevolgen voor de gehandicaptenzorg. Groepen werden samengevoegd, vacatures niet opgevuld, diensten ingekrompen.
Deze ongunstige ontwikkelingen stuitten op grote weerstand. Zowel vanuit de ouders, als vanuit de werkers in de zorg. Kritiek werd echter slecht verdragen: nut en voordelen van de inrichting werden van binnenuit beklemtoond, vernieuwingen werden tegengehouden. In de loop van de jaren tachtig verstarden de inrichtingen volledig en raakten in zichzelf gekeerd en verwaarloosd.
In 1988 ging er een schok door Nederland toen een foto in de kranten verscheen van Jolanda Venema. Een inrichtingsbewoonster, naakt in een hok, vastgebonden aan een paal. Hoezo liefdevolle verzorging? De foto had groot effect. Er bleken veel meer bewoners als Jolanda te zijn. Zogenaamd onbenaderbaar en onhandelbaar en daarom onmenselijk behandeld. Er kwam grote kritiek vanuit de samenleving. Het dwong de inrichtingen tot een andere, minder gesloten houding en tot het oplossen van deze inhumane praktijken.