Bron: RVU educatieve omroep

SEKSUEEL MISBRUIK BIJ VERSTANDELIJK GEhandicapTEN (Deel 1 Ontwikkelingen)

Over seksueel misbruik van mensen met een verstandelijke handicap bestaan vele vermoedens, worden door de één harde uitspraken gedaan die vervolgens door de ander weer worden gerelativeerd. Er zal uitgebreid en degelijk onderzoek moeten worden gedaan om zicht te krijgen op de omvang van seksueel misbruik van verstandelijk gehandicapten. Over zowel daders als slachtoffers is tot nu toe te weinig bekend. Het laatst verschenen wetenschappelijk onderzoek is van 1995. De resultaten zijn schokkend. Maar deskundigen beweren dat de realiteit nog schokkender is.

Onderzoek
In 1995 werd Nederland opgeschrikt door de resultaten van een onderzoek naar seksueel misbruik bij gehandicapten (W. van Berlo. NISSO, het Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek). Voor dit onderzoek zijn geen verstandelijk gehandicapten ondervraagd, maar orthopedagogen, psychologen, groepshoofden, hoofden van gezinsvervangende tehuizen en maatschappelijk werkers. De uitkomst van het onderzoek was, dat 1,2 % van de verstandelijk gehandicapten slachtoffer was geworden van seksueel misbruik en dat bij 1,3 % hiervan een vermoeden bestaat. Vier vijfde van de slachtoffers is vrouw, een vijfde is man. De slachtoffers zijn van alle leeftijden, de grootste groep is tussen de 17 en 30 jaar.

Het onderzoek onderscheidt vier typen daders: medebewoners (36%), mensen uit de thuissituatie (33%), personeel (13%). De overige daders (18%) komen uit de nabije omgeving van het slachtoffer. De slachtoffers zijn voornamelijk licht verstandelijk gehandicapt. De vraag is of misbruik bij ernstig verstandelijk gehandicapten niet voorkomt of dat het bij hen niet aan het licht komt. Alle vormen van seksueel misbruik komen voor, in 34% van de gevallen is er sprake van penetratie en in een kwart van de gevallen gaat het om seksuele betastingen. In 29 % van de gevallen heeft het misbruik een of enkele malen plaatsgevonden, bij de rest heeft het misbruik langer geduurd, variërend van enkele weken tot enkele jaren.

Risicofactoren die worden genoemd hebben enerzijds te maken met de handicap van het slachtoffer, zoals het onvermogen de situatie goed in te kunnen schatten. Anderzijds met de seksuele behoefte van verstandelijk gehandicapte daders. Daarnaast zijn gebrek aan controle in de instellingen, sociaal-zwakke gezinnen of een combinatie hiervan, een veelgenoemde factor.

Het blijkt dat in de meeste gevallen slachtoffers misbruik zelf moeten aangeven. Veel medewerkers zijn nog niet op de hoogte van de signalen van seksueel misbruik. De respondenten zijn vaak door anderen op de hoogte gesteld van het misbruik, met name door groepsleiders. Hoe deze groepsleiders het te weten zijn gekomen is niet bekend. Bijna een vijfde van hen heeft het zelf gesignaleerd. In tweederde van de gevallen is er niet volgens een protocol gehandeld. Over het algemeen probeert men het probleem binnenshuis op te lossen. Instanties als de inspectie, de politie en de kinderbescherming worden vrij weinig ingeschakeld.

Moeilijk meetbaar
Het feit dat dit onderzoek geen steekproef is onder verstandelijk gehandicapten zelf, heeft te maken met de moeilijke meetbaarheid van seksueel misbruik in deze groep. Verstandelijk gehandicapten zijn zowel slachtoffer als dader. Voor beide groepen geldt dat het uiterst moeilijk is om eenduidige uitspraken te doen over aantallen van seksueel misbruik. Het onderzoek wordt enorm bemoeilijkt doordat het een kwetsbare groep betreft. De kwetsbaarheid wordt vooral veroorzaakt door het feit dat men vaak in een afhankelijkheidspositie zit. Die afhankelijkheid zorgt ervoor dat mensen veel minder snel melding maken van misbruik. Bovendien is het zo dat veel verstandelijk gehandicapten vaak moeilijk een 'gewone' van een seksuele toenadering kunnen onderscheiden. Daarnaast wordt gehoorzaamheid vaak beloond als goed gedrag, hebben verstandelijk gehandicapten vaak te maken met de seksuele ongeremdheid van een medebewoner, en is seksuele voorlichting in het algemeen nog een knelpunt bij gehandicapten. Niet alle verstandelijk gehandicapten zijn bij machte om hun eventuele ervaringen op het gebied van misbruik onder woorden te brengen.

Dit maakt het genoemde onderzoek relatief. Het is gehouden onder professionele hulpverleners. Je kunt er gevoeglijk van uitgaan, dat er veel meer speelt dan er wordt gemeld of gesignaleerd. Ook wanneer een verstandelijk gehandicapte de dader is hebben we te maken met een complexe materie. In hoeverre is iemand toerekeningsvatbaar te noemen? Van de honderden gevallen van sexueel misbruik waarbij een verstandelijk gehandicapte betrokken is, leiden slechts enkele gevallen tot een veroordeling. Veel van de gevallen komen helemaal niet bij justitie terecht en met 25% van de meldingen wordt niets gedaan.

Wat moet er gebeuren?
Verstandelijk gehandicapten krijgen nog lang niet altijd seksuele voorlichting, terwijl dit toch onontbeerlijk is. Wanneer het wel gebeurt moet dat precies op maat zijn, en zo concreet mogelijk. Zo werd eens een verstandelijk gehandicapt stel verteld over het gebruik van condooms. Ter illustratie werd een bezemsteel gebruikt, om de werking van het condoom uit te leggen. Het stel had vervolgens die avond geslachtsgemeenschap, waarbij de bezemsteel met een condoom erom keurig in de hoek stond. Daarom is het verstandig dat ouders en begeleiders de voorlichting zoveel mogelijk voor hun rekening nemen, omdat zij het meest bekend zijn met het niveau waarop kan worden verteld. In die voorlichting kan dan ook weerbaarheid aan de orde komen. Dat is met name een belangrijk aspect voor verstandelijk gehandicapte vrouwen, omdat zij de grootste groep vormen onder de slachtoffers van seksueel misbruik. Zij weten lang niet altijd aan te geven wat ze prettig vinden en wat niet. Door hen te leren dat je nee kunt zeggen en hoe je dat doet, kan misbruik beperkt worden

De communicatie tussen politie en justitie is onvoldoende en er is nog te weinig kennis van mensen met een verstandelijke handicap. Zo is men vaak niet op de hoogte van de mogelijkheid van verhoor in een studio, waarbij een video meeloopt. Zodat niet steeds opnieuw het verhaal verteld hoeft te worden (mensen met een verstandelijke handicap denken namelijk al snel, wanneer ze steeds opnieuw hun verhaal moeten doen, dat het oorspronkelijke verhaal wel niet goed zal zijn). Daarom is het nodig dat er meer onderzoek wordt gedaan, en dan vooral onder verstandelijk gehandicapten zelf. Daarnaast moet er meer uitwisseling komt tussen politie, justitie en zorginstellingen.

Voorkomen van seksueel misbruik is onmogelijk, er zullen altijd daders zijn. De belangrijkste factoren, waardoor misbruik minder makkelijk kan plaatsvinden zijn:

Informatie
Er blijkt geen landelijk meldpunt voor seksueel misbruik bij verstandelijk gehandicapten te zijn. De SPD verstrekt informatie over wat te doen bij seksueel misbruik. Zo is er een speciale brochure voor ouders en verzorgers van slachtoffers (in samenwerking met de FvO).

www.mee.nl
Site van de Sociaal-Pedagogische Diensten (SPD) nu MEE Nederland

Orthopedagogisch Centrum OPL is een expertisecentrum dat hulp biedt aan jonge, licht verstandelijk gehandicapten. Ook aan hen die problemen ervaren op het gebied van seksualiteit. Dat zijn zowel slachtoffers als daders. Marjan Heestermans van het OPL: "Je moet ook zorgen dat de daders hulp en therapie krijgen, anders is het dweilen met de kraan open. Er moet bovendien veel meer onderzoek worden gedaan. Dat staat nog in de kinderschoenen. De cijfers uit het rapport van Berlo geven slechts het topje van de ijsberg aan. De daders zijn ook vaak niet-verstandelijk gehandicapten. Je ziet bijvoorbeeld bij kleine leefgroepen rond Utrecht, dat er gangs rondhangen en zogenaamde loverboys, die in de groep verstandelijk gehandicapte vrouwen makkelijke slachtoffers zien. Ik ben een absolute voorstander van community care, maar we moeten het weloverwogen aanpakken. Het voordeel van een instelling is bijvoorbeeld, dat veel verstandelijk gehandicapten puur de fysieke aanwezigheid van een groepsleider al een veilig idee vinden. We zijn al een eind op weg, maar laten we niet denken dat we er al zijn!"

Orthopedagogisch Centrum OPL